Als eerste heb ik Picasso geintroduceerd.
Pablo Picasso is een van de beroemdste kunstenaars aller tijden. Hij was beeldhouwer, pottenbakker, tekenaar en schilder. Op 19-jarige leeftijd ging hij in Parijs wonen, waar ze heel arm waren. Hij schilderde alle armoede om hem heen. In die tijd zagen zijn schilderijen er somber uit. Ze noemen dit de Blauwe periode (1901-1904). Daarna begonnen de schilderijen van Picasso vrolijker te worden, hij ging clowns en circusartiesten schilderen. Dit noemen ze de roze periode (1904-1906).
Hierna schilderde hij afbeeldingen die meer leken op puzzelstukjes die door de war waren. Soms knipte Picasso stukjes uit de krant en plakte die op een van zijn schilderijen. Dit deed hij niet alleen met kranten maar ook met knopen, stukjes stof of touw. Dit noemen we collage.
Dit was het begin van zijn kubistische werk. Kubisten schilderden hun model of onderwerp vanuit zoveel mogelijk kanten. Zo deed Picasso dit bij een vrouw, hij schilderde haar van recht en haar zat aan de andere kant. Hij schilderde alsof iemand uit vierkanten bestaat, het lijkt alsof je in een gebroken spiegel kijkt.
Ik vertel de kinderen dat zij ook een kubistisch werk gaan maken. Na het laten zien van voorbeelden kunnen de kinderen aan de slag. Elk kind krijgt een op A-4 formaat afgedrukte foto van zichzelf. De opdracht luidt: knip deze foto uit maar laat de buitenkant heel. Knip de binnenkant in vierkanten en maak een nieuw gezicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten